Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, [70]dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. 70. Eene gelijkenis, genomen van de naarstige studenten, die altijd omtrent de leerplaats hunner leraars zijn, of van de verzoekers, die het uitgaan der raadsheren en advokaten vlijtiglijk waarnemen, of van de deurwachters des tempels, die stedevast hun werk moesten gadeslaan.